1998

Madenkwekerij in het binnenvaartschip SATURNUS.

Het verhaal van Anneke Betjes
Door Ursulien van Berge-Bakkum

Op het huis van de familie Betjes in Koog aan de Zaan hangt het naambord: TEN ANKER. Dit heeft alles te maken met hun vroegere bedrijf: het binnenvaartschip SATURNUS met een inhoud van duizend kuub, waarin zevenhonderd ton vracht vervoerd kon worden. Anneke Betjes vertelt haar verhaal:

“Ik ben in Krommenie geboren als dochter van een slager. Op de Sint Jansschool had ik geen leuke tijd; ik werd vaak gepest. Dat kwam omdat ik altijd te laat kwam. Ik moest mijn gehandicapte broertje elke dag naar zijn school brengen. Hij werd ook gepest, daar kan ik nog steeds kwaad om worden. Ik kan me niet herinneren, dat daar toen iets aan gedaan werd.

Na de lagere school ging ik naar de huishoudschool Sancta Maria voor een opleiding als naaister. Dat was een leuke tijd. Via een advertentie in het katholieke maandblad Sursum Corda kreeg ik een baan als coupeuse.

Voordat we gingen trouwen kochten we een oud binnenvaartschip, in feite redden we dat van de sloop. De naam van het schip was SATURNUS. We zijn op het schip getrouwd. In totaal deden we er zeven jaar over om op het achterschip een huis te bouwen. In die periode zijn er twee kinderen geboren.

Het schip voer niet op eigen kracht; het werd gesleept door een sleepboot. We vervoerden goederen en levensmiddelen voor bedrijven in de Zaanstreek, Amsterdam, Utrecht en ook wel naar Friesland: Leeuwarden, Drachten en Sneek. Onze opdrachtgevers waren veel Zaanse bedrijven, onder andere Lassie, Zwaardemaker, Wessanen.

Soms lag de boot met lading een paar maanden stil, dan werd ons schip gebruikt voor opslag, uiteraard tegen betaling. Dat was in die tijd heel gebruikelijk en dat kan als je een droge lading vervoert.

Onze kinderen zijn op het schip groot gebracht. Toen zij zes jaar waren, gingen ze naar het schippersinternaat aan de Amstelveenseweg. Onze zoon had daar vaak last van heimwee.

Een grote klus op het schip was de ‘madenkwekerij’ bij het eiland Pampus. We kweekten maden in het ruim, dat was verdeeld in vakken, daarin werd afval van de visafslag gestort en zo werd dit product vanzelf ontwikkeld. De maden waren bestemd voor viswinkels en visserijbedrijven. Het was een smerige toestand, het stonk vreselijk. Vijf maanden lang hebben we dit volgehouden. Nadat het schip grondig was schoongemaakt gingen wij de ‘gewone’ weg verder met vrachtvervoer als cacaobonen, koffie en veevoer.

In 1995 hebben we het schip verruild om verder te dobberen in ons huis in de Koog: Ten Anker.”

Reacties

0 réponses

Répondre

Se joindre à la discussion ?
Vous êtes libre de contribuer !

Laisser un commentaire

Votre adresse e-mail ne sera pas publiée. Les champs obligatoires sont indiqués avec *