1986

Zaans Zilver: voorlezen in verpleeghuizen.

Het verhaal van Mevrouw Koopman
Door Ursulien van Berge-Bakkum

Verhalen vertellen in het Evean Erasmushuis in Zaandam.
Donderdag 7 november. Christall heeft de verhalenkoffers naar binnen gesleept in de recreatiezaal van het Evean Erasmushuis. Een hele klus; de koffers zijn zwaar en er is geen plekje waar je de auto dichtbij kunt parkeren.
‘Gelukkig, je bent er,’ zegt ze. Er heeft net iemand afgezegd. ‘Gevallen met de fiets, ze zit bij de Eerste Hulp.’

Dichtbij zit een groepje rolstoelers te wachten achter een lekker bakkie koffie. Ik installeer me met verhalenkoffer, boeken en voorleeskastje aan hun tafel. Twee stagiaires en twee vrijwilligers sluiten aan.
De meeste mensen aan tafel luisteren met veel belangstelling naar mijn eerste twee verhalen, behalve een dame die dichtbij me zit.  Ze schuift zenuwachtig heen en weer in haar rolstoel. Zij moet op tijd bij de therapie zijn.

Mevrouw vertrekt in haar rolstoel naar de therapie. De kring wordt kleiner gemaakt. Het volgende verhaal komt uit ‘De Zaanlander’. Dat gaat over een jongetje dat, op advies van de bovenmeester, mag ‘doorleren’ van zijn ouders.
De echte verhalen komen nu los. De mannen glimlachen een beetje. Mevrouw Koopman zit op haar praatstoel. Zij weet er alles van.
“Dat is met mij ook gebeurd. We woonden in Zaandam. Soms zwommen we door het veld naar Westzaan om voor een dubbeltje een ijsje te kopen. Het was heel gewoon voor ons om dat te doen.

Van school gehaald om in de winkel mee te helpen.
Mijn vader en moeder hadden een muziekwinkel. Ze verkochten grammofoonplaten en muziek natuurlijk. Ik kon goed leren, maar moest met school stoppen toen ik veertien was. Mijn moeder haalde me van school. Ze haalde me gewoon uit de klas om mee te helpen in de winkel.
Dat heb ik heel lang gedaan en ik vond het leuk werk, hoor. We hadden op een gegeven moment drie winkels, een in Zaandam, een in Uitgeest en een in Castricum.

Op een dag kwam een juf van mijn oude school bij mij in de zaak. Zij wilde een bepaalde plaat hebben, de meisjes zeiden: ‘Die hebben we niet’. Ik heb de plaat voor haar opgezocht. En zij vroeg: ‘Hoe weet je dat?’ Ik zei: ‘Ik ken u wel. U hebt mij nog lesgegeven.’
Mijn ouders verkochten de zaak toen de grammofoonplaten eruit gingen. Het pand aan de Gedempte Gracht in Zaandam is er nog.  Er zit, geloof ik, een klerenwinkel in.

Maar nu moet ik weg hoor, straks komt mijn dochter uit Spanje. Ze heeft daar een huis gekocht. Nee, ik kan daar niet meer heen met die rolstoel.”
Ze vraagt een van de vrijwilligers haar naar boven te brengen. Die reageren: ‘Het uur is nog niet om hoor, mevrouw Koopman!’
« Ik ga nu naar boven, zegt ze. “Jullie hoeven me de wet niet voor te schrijven. Ik ben 98 en nog steeds zelf de baas”.
En tegen mij roept ze: “Bedankt hoor, voor je verhalen. Ik vond het heel gezellig.”

Reacties

0 réponses

Répondre

Se joindre à la discussion ?
Vous êtes libre de contribuer !

Laisser un commentaire

Votre adresse e-mail ne sera pas publiée. Les champs obligatoires sont indiqués avec *