1968

Een rover op het Haaldersbroek.

Het verhaal van Lex van den Ing
Door Ursulien van Berge-Bakkum

De sloot bij de Bakkersdam is een uitstekende visstek, wel een beetje modderig, maar er zwemmen genoeg visjes langs. In de zomer van 1968 werden daar flink wat hengeltjes uitgegooid, met wisselend succes. Maar er was ook een kaper op de kust.

Lex van den Ing is daar nog steeds verontwaardigd over.

“Het was een bloedhete zomer. Eigenlijk hadden we nergens zin in. Niet om met de boot de Kalverpolder in te gaan, of naar het zwembad te fietsen. Mijn buurman en ik hingen landerig op de slootkant in een luie stoel naar ons dobbertje te staren.

Buurman prikte voor de zoveelste keer een vette worm aan de haak, onder belangstelling van Kriebel de kat, die afwachtend naast de lege emmer water zat.

Mijn dobbertje dook naar beneden. Ik had beet. Hij nog steeds niet. Een lekker visje, ik had best trek. Lachend verdween ik naar de keuken, fileerde mijn buit keurig en legde het klaar naast de koekenpan. Misschien kon ik er nog een verschalken, twee is nog lekkerder dan één.

Helaas, alle pogingen mislukten. Na een half uur besloot ik mijn vis te bakken. De keukendeur stond open en in een flits zag ik Kriebel likkebaardend wegglippen.

Ik was woedend en haalde verhaal bij de buurman. Het was tenslotte zijn kat. Die lachte alleen maar. Hij had de deur niet open laten staan. Scheldend ging ik naar binnen, zinnend op wraak.

Via een omweg kwam ik bij de slootkant, ik hoefde zijn stoel slechts een klein zetje te geven om buurman een modderbad te bezorgen. Net goed! Hij krabbelde scheldend op de kant, stinkend en beteuterd.

In die tijd had hij nog geen stromend water in zijn huis en de regenton was door het warme weer al aardig leeg.

Mijn moeder had medelijden, Hij mocht bij ons in de badkuip, als hij hem daarna maar schoonmaakte. Daarna zag ik hem niet meer terug.

De rest van de middag probeerde ik weer een nieuwe vis te vangen, de kat zat naast me, verlangend starend naar de lege emmer, zich niets aantrekkend van mijn kwaaie blikken.

Plotseling…. hoorde ik een geluid. Razendsnelle voetstappen kwamen mijn richting op. Voordat ik mij om kon draaien lag ik zelf kopje onder in de prut.

Kriebel de kat, stoof de boom in. Tussen hem en mij is het nooit helemaal goed gekomen.”

Reacties

0 réponses

Répondre

Se joindre à la discussion ?
Vous êtes libre de contribuer !

Laisser un commentaire

Votre adresse e-mail ne sera pas publiée. Les champs obligatoires sont indiqués avec *