Bedrijfsgeschiedenis
1679 – Oprichting in Delft van de Staatse Affuitmakerij van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Het bedrijf houdt zich bezig met het vervaardigen van affuiten en later ook van handvuurwapens, kanonnen, munitie en precisie-instrumenten. Voor de productie zijn draaibanken nodig, onder meer om granaathulzen te bewerken. Vanaf 1836 worden daarom draaibanken geproduceerd voor eigen gebruik.
1887 – Na een grote reorganisatie krijgt het bedrijf de naam Artillerie Inrichtingen (A.I.).
1895 – Vanwege ruimtegebrek op de locatie in Delft wordt aanvang gemaakt met de bouw van een munitiefabriek op het Hemveld in Zaandam. Een minstens zo belangrijke reden om het bedrijf te verplaatsen naar Zaandam is de bouw van de Stelling van Amsterdam, dat als laatste bolwerk van de landsverdediging wordt beschouwd en eerder in 1876 door Koning Willem III werd geopend. Naast en op het fabrieksterrein zijn gronden bestemd voor de marine, het Algemeen Verdedigingspark en het Sectorpark voor de Stelling van Amsterdam, ten behoeve van de ondersteuning en bevoorrading van de forten.
1907 – Opening van de nieuwe draaispoorbrug over het kanaal. Deze ‘Hembrug’ wordt later in de bedrijfsnaam van de A.I. opgenomen en is in die tijd de grootste draaibrug van Europa.
1912 – De A.I. wordt aangewezen als staatsbedrijf. Er werkten 1200 mensen, onder hen veel militairen.
1914 – Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, stijgt de productie en neemt het personeelsbestand toe tot ruim 8500 mensen.
1917 – Na de eerste wereldoorlog neemt het personeelsbestand weer af tot minder dan 2000 personeelsleden in 1921.
1932 – Als gevolg van de Duitse herbewapening en het dreigende oorlogsgevaar neemt het personeelsbestand en de militaire productie bij het Staatsbedrijf der Artillerie Inrichtingen opnieuw toe. Als in mei 1940 de Duitse inval in Nederland een feit is, wil men de Artillerie Inrichtingen vernietigen om te voorkomen dat ze in de handen van de bezetter valt. Dit plan wordt echter niet uitgevoerd. De Duitse bezetter eist na de capitulatie van Nederland dat de productie weer opgestart wordt. Dit werd in eerste instantie door de toenmalige directie geweigerd.
1940 – Op 20 juni hervat de A.I. onder druk van de bezetter, de productie. Directie en personeel proberen zoveel mogelijk de productie te saboteren door het gebruik van ondeugdelijke materialen, door experts te laten afvloeien en documenten te vervalsen. Het aantal personeelsleden daalt daardoor gestaag. Het bedrijf verandert doelbewust van ondernemingsvorm en gaat zich richten op de civiele productie, ook hierdoor daalde de militaire productie voor de bezetter.
1945 – Na de bevrijding wordt de fabriek, waarvan het interieur compleet verwoest is, met Marshallhulp opnieuw opgestart en krijgt het naast een civiele, weer een militaire functie. Het bedrijf maakt ten behoeve van de naoorlogse mechanisering o.a. landbouwwerktuigen, waaronder zaai -, rooi -, wied – en aardappelsorteermachines.
1945 – 1989 Door de Koude Oorlog ontstaat in de jaren na de Tweede Wereldoorlog opnieuw een groeiende vraag naar munitie en wapensystemen. Daarbij trekt ook de productie van de draaibanken opnieuw aan.
1973 – De Nederlandse regering splitst het bedrijf op in twee zelfstandige onderdelen: Eurometaal NV en Gereedschapwerktuigenindustrie Hembrug. Eurometaal NV houdt zich bezig met de productie van vuurwapens, artillerie en munitie ten behoeve van het Nederlandse leger. De Gereedschapwerktuigenindustrie Hembrug gaat verder met het ontwikkelen van ultraprecisie gereedschapwerktuigen.
1983 – De Machinefabriek Hembrug wordt geprivatiseerd en verhuist naar Haarlem. De fabriek wordt als zelfstandig bedrijf ondergebracht bij hijskraanbedrijf Figee. Tot op de dag van vandaag is Hembrug Machine Tools nog in volle productie.
2003 – Door gebrek aan opdrachten staakt Eurometaal in 2003 alle productie. Er komt een einde aan het bedrijf.
Na het vertrek van Eurometaal zoekt men naar een nieuwe bestemming voor het Hembrugterrein. Sinds de jaren tachtig staan er al gebouwen leeg. Een groot obstakel is de vervuiling van de grond en de kosten voor de sanering. Lange tijd is het onduidelijk hoe dit gebied ontwikkeld kan worden en wie de trekker van deze ontwikkeling moet zijn.
In 2012 sluiten drie overheden – het rijk, de provincie en gemeente – een overeenkomst, waarin de taken en verantwoordelijkheden voor de beoogde herontwikkeling is vastgelegd. Het RVB (Rijksvastgoedbedrijf) is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het terrein tot een creatief en innovatief bedrijventerrein, de provincie Noord-Holland en gemeente Zaanstad zijn vooral voorwaardenscheppend. De vijftig rijks – en gemeentelijke monumenten die zich op het terrein bevinden worden hersteld en geschikt gemaakt voor commerciële doeleinden.