1967
Deel 3: Mijn eerste baan in Zaandam.
Het verhaal van Zouggar Raji Door Piet van Berge
Zouggar vertelt enthousiast verder: “Ik ben met de trein naar Zaandam gegaan en vanaf het station op zoek gegaan naar werk. Na een tijdje lopen zag ik een fabriek en ben er op af gegaan. Met de enige Nederlandse woorden die ik kende, (“ik arbeid”), liep ik naar binnen. Een Marokkaanse werknemer kwam mij tegemoet en deed een goed woordje voor mij”.
Zo begon Zouggar aan zijn eerste baan in Zaandam, de Exter Aroma fabriek aan het Sluispad. Voor een verblijfsvergunning moest hij ƒ500 betalen aan de Vreemdelingenpolitie. Dit bedrag werd door de fabriek voorgeschoten. Van de ƒ60 die hij wekelijks verdiende werd er ƒ12,50 ingehouden op zijn loon.
“Ik woonde in Amsterdam in een pension met meer dan zestig Marokkaanse bewoners. We werden ondergebracht in kamers met vier of zes mensen van slechts 12 vierkante meter. Daarin stonden stapelbedden met soms drie bedden boven elkaar. Ik vond het veel te druk en ben toen verhuisd naar een pleeggezin in Zaandam”.
“Ik werd in die tijd gezien als die lieve donkere Marokkaanse jongen met zijn krullende haar. De mensen hier waren heel nieuwsgierig, maar wilden mij ook graag helpen. Ik voelde mij welkom in Zaandam. Drie maanden na mijn verhuizing naar Zaandam ben ik toevallig in contact gekomen met de familie Amons. Een vriend van mij was op zoek naar mijn adres en kwam terecht bij deze familie. Mevrouw Amons liet hem toen bij haar thuis wachten en ging mij op de fiets halen. Ze nam mij achterop terug naar huis waar mijn vriend op mij wachtte. Daar was ik haar heel dankbaar voor. Ik ben een paar dagen later met een bos bloemen naar haar toe gegaan. Vanaf dat moment was ik elke woensdag en zondag welkom bij deze familie en heb ik de Nederlandse taal geleerd”.
“Ik had moeite met het geestdodende werk in de fabriek. Het was voor mij niet te verkroppen, dat ik ongeschoolde arbeid moest doen. Ik wilde werken op mijn eigen niveau”.
Via een teamgenoot bij ZVV, waar Zouggar voetbalde, kreeg hij eind 1967 een baan als onderhoudsmonteur bij Meypro. Dat werk lag hem beter. Daar werkten ook ongeveer 16 andere Marokkanen. Zij waren analfabeet en konden dus niet lezen en schrijven. “Al snel werd ik ingezet als intermediair tussen hen en het bedrijf. Ik trad vaak op als tolk en ging met ze mee naar de huisarts”.
Lees verder: Deel 4: Van onderhoudsmonteur tot sociaal werker.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!