1959
Een zomers uitje van Koog aan de Zaan naar de duinen in Castricum.
Het verhaal van Ursulien Bakkum Door Ursulien van Berge-Bakkum
Zondagmorgen half 7.
Jantje knijpt in mijn hals. ‘We gaan naar de duinen’.
Ik draai me om. ‘Ga weg Jan, hoepel op’. Jantje trekt aan mijn haar.
Pas als ik mijn hoofd uit het dakraam steek, zie ik de zon.
In rijen voor de douchecel, en voor de WC.
Precies 7 uur. Gewassen, gekamd en in zondagse kleren, in de kerk van de Martelaren van Gorcum.
Een hele bank vol. De mis begint. Pa knikkebolt, ma stoot hem aan.
We krijgen brood met ham, het is tenslotte zondag. Ma vult grote zakken met boterhammen. Pa vult veldflessen met oranje limonade.
Iedereen kleedt zich ‘sportief’.
Wie draagt de tas? Pa beduvelt de man achter het loket, we zijn allemaal iets jonger.
Bij elkaar blijven jongens! Verboden-te-roken is het leegst. Mijn broertjes vechten om de plek bij het raam.
Ze krijgen allebei een draai om hun oren.
‘De duinen!’ roept Jantje. Duinkaarten, natuurlijk een paar te weinig.
Altijd dezelfde lange weg naar de duinen die ma het mooist vindt.
‘Zere voeten,’ jankt Jantje.
‘Ik heb dorst, mag ik een snoepie?’
’Die tas is zo zwaar.’
’Hier wil ik wonen, verzucht ma bij het boswachtershuisje.
‘Ik heb een braam,’ zegt Kees. ‘Ik ook een braam,’ dreint Jantje.
‘Een konijnenhol.’
‘O, een dood konijn.’
‘Niet aankomen!’
‘Kijk een fazant.’ ‘Nee, daar kluns!’
Waarom lopen ze nou niet door? Eindelijk: ‘Dit is een leuk plekje.’
‘Ga je mee, bramen zoeken?’ Pa gaat mee met een lege zak.
‘Ik moet plassen,’zegt Jantje. Ma gaat mee, achter de bosjes.
‘Zullen we verstoppertje?’
Ik ga zonnebaden. ‘Wie, o wie lust er limonade?’ Tien kinderen, vijf bekers!
‘O, Willem zit hartstikke te spinken (treuzelen).’ ‘Willem, drink door!’
‘Ik wil een broodje,’zegt Willem. Het valt, met ham nog wel.
‘Ga eens kijken of je pa ziet. Daar is hij al. Helemaal blauw van de bramen. De zak is gescheurd.
Pa neemt foto’s ‘Annelies, zit stil!’ ‘Jij een beetje naar voren.’ ‘Niet voor mijn neus, sufferd!’
Pa slaapt. ‘Stil Jantje.’ Hoe laat gaan we naar huis?’
Half vier.‘Goed dat we natte washandjes meegenomen hebben.’
Het is veel te heet om terug te lopen.
Jantje zit op pa’s schouders.
Gelukkig, de-trein-zonder-overstappen. Hij is stampvol.
Het is zondagavond 7 uur. Gewassen, gekamd en in pyjama voor de TV.
‘We zijn moe,’ zegt ma.
‘Ja, zegt pa. ‘We gaan vroeg naar bed, morgen is het weer vroeg dag en dan kunnen jullie er weer niet uitkomen.
‘We hebben nog geen ijssie gehad!’…….”
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!