1940-1945

Deel 3: Jaap Berkhout: Gebrek aan van alles.

Het verhaal van Jaap Berkhout
Door Ursulien van Berge-Bakkum

Gebrek aan van alles maakt je vindingrijk.
“Er was in onze buurt een ruilwinkel. Mensen ruilden er spullen voor levensmiddelen zoals zout, suiker of meel.

De ouders van een klasgenoot hadden een winkel in huishoudelijke artikelen. Zij hadden ook wat jeugdliteratuur, waaronder ‘De Zoon van Dick Trom’. De bezetter had dit tot verboden boek verklaard, omdat er een passage in voorkwam waarin jongens een hut van sneeuwballen hadden gemaakt. Bovenop hadden ze de nationale driekleur gezet en ze riepen daarbij: ‘Leve de koningin’. Het boek was vóór de oorlog al geschreven. De winkelier had nog enkele exemplaren in voorraad en mijn moeder mocht er eentje meenemen, wel oppassen natuurlijk! Ik kreeg het op mijn verjaardag.

In jaren hadden we geen sinaasappelen of bananen gezien. Enige tijd na de oorlog kwamen ze weer en herinnerden wij ons de smaak.
Langs de route naar de spoorbaan stond een boerderij. Mijn vader kende de boer uit betere tijden. Bij hem konden wij enkele malen per week een liter melk halen.

Iedereen was verplicht om alles te verduisteren. Mensen van de luchtbescherming controleerden dat. Ook de kerk was zeer spaarzaam verlicht. Aan gespannen draden op enkele meters boven de banken hingen kleine lampjes met een zwart kapje. We waren enorm verrast toen in de kerstnacht, waarin er kennelijk geen vliegtuigen werden verwacht, de volle verlichting in de kerk was aangestoken. In het midden hing een prachtige kroon. We hadden hem jarenlang niet zien branden. Kerstmis, mogelijk 1942 of 1943. Helaas was het maar voor één keer.

Ik mocht wel eens mee op de ‘meelkar’ door Amsterdam. Een oom van mijn beste vriend bracht met de meelkar, een open kar bespannen met twee paarden, zakken meel rond bij de bakkers. Wij mochten af en toe mee. Het vervoeren van de zakken meel werd op het laatst problematisch, toen hongerige Amsterdammers probeerden zakken meel van de kar te halen.

Uiteindelijk was er geen elektriciteit meer en ook geen gas. Warmte kwam van hout, dat overal vandaan werd gehaald. Mijn vader had wat hout van oude bielzen. Op de veranda zaagden en hakten we het tot houtjes. Andere Amsterdammers zaagden kleine bomen of struiken om, of haalden blokjes hout uit tramsporen. Er kwamen “noodkacheltjes” voor het opwarmen van een en ander.

Er was nauwelijks nog normaal vervoer. Onze overbuurman overleed, ze brachten zijn lichaam weg op een handkar; een bloot been lag onbedekt op de kar.
Om stroom op te wekken stonden molentjes op de schoorstenen, met fietslampjes werd schamel licht gemaakt. Er was geen nieuwe kleding meer. Mijn buurmeisje toonde dat ongewild bij bokspringen in de straat: ze had een broekje aan van meer gat dan stof.”

Reacties

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *