1955
De Koekoek op Pakhuis de Vrede.
Het verhaal van Jos Pranger Door Ursulien van Berge-Bakkum
Mijn vader was een Zaanse ondernemer van de oude stempel. Hij regelde alles zelf en gebruikte af en toe een leeg sigarendoosje om zijn afspraken op te schrijven. We hebben hem vaak aangeraden om zijn zaakjes vast te leggen, maar hij was oud en eigenwijs.
Toen hij plotseling overleed, moesten mijn broer en ik het bedrijf overnemen. Er was heel weinig vastgelegd en het kostte ons de grootste moeite om alles te regelen.
Toen ik negen jaar was in de oorlogstijd fietste ik vaak met hem over het boerenlandpaadje naar graanpakhuis de Vrede in de Achtersluispolder. Hij deed daar het onderhoud van de jacobsladders en transportschroeven. Voor het pakhuis stond een soldaat op wacht om ervoor te zorgen, dat er geen voedsel uit het pakhuis verdween. Ik liep een beetje rond te banjeren en probeerde de wilde duiven te vangen die daar vrij rond vlogen.
Zestig jaar geleden beleefde ik op het dak van het pakhuis een hachelijk avontuur. Ik werkte in mijn vaders bedrijf. Daar werd apparatuur zoals tanks en ketels voor stookolie geproduceerd, gerepareerd en gelast. Er was altijd veel herrie en vooral veel rook. De enige ventilatie was via de raampjes en de koekoek, een torentje boven op het dak met daarin de luiken voor de ontluchting. Via lange touwen konden die bediend worden.
Zo’n touw ging wel eens stuk en dan was ik de aangewezen persoon om dat te vervangen. Ik klom langs de buitenkant naar boven, eerst via een ladder, dan langs ingeschoven dakpannen helemaal naar boven. Op die bewuste dag had ik uitgevonden dat ik de eerste vier meter wel via de hoekvorsten kon beklimmen en dat is me bijna rampzalig geworden. Na mijn klus met de touwen, ging ik langs de ingeschoven pannen via de hoekvorst naar beneden. Ik gleed uit en bleef nog net met mijn hakken steken in de 13cm brede dakgoot. De grond beneden mij was negen meter diep.
Ik heb heel diep gezucht en zei tegen mezelf: “Mazzel dat je bleef hangen.” Daarna kwam ik met knikkende knieën de ladder af waar mijn vader mij bepaald niet enthousiast opving.
Hij adviseerde mij nooit meer zoiets doms uit te halen.
Dat besefte ikzelf ook maar al te goed. Een piepklein gootje had mijn leven gered. Ik nam een kopje koffie voor de schrik. Ach ja, ik was jong en eigenwijs. Misschien viel de appel toch niet al te ver van de boom.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!