1940 - 1945

Deel 1: De eerste oorlogsjaren

Het verhaal van Richard Nordemann
Door Peta Steenis

“Het was prachtig weer op 10 mei 1940. Ik was 7 jaar oud en met mijn vriendjes aan het tollen op de Badhuislaan in Krommenie, toen mijn neef Roel kwam vertellen, dat de Duitsers ons land waren binnengevallen. In het dagelijks leven merkten we er in de rest van 1940 nog weinig van, mijn broer volgde wel alles op Radio Oranje. Vanaf 1941 veranderde dat.

Uit protest tegen het oppakken van de eerste Joden in de Hollandse schouwburg ontstond de februari-staking 1941. De vader van een schoolvriendje, Jan Mastenbroek, werkte bij de blikfabriek in Krommenie, waar Duitse helmen werden gemaakt. Hij werd opgepakt tijdens de februari-staking.  Men voerde hem af naar een Duits werkkamp. Daar is hij slecht behandeld. Hij overleefde de oorlog, maar is helaas na de bevrijding in Limburg door te veel eten toch nog overleden. Zijn naam staat op het monument naast de Hervormde Kerk.

De Joodse vader van mijn vriendje Addy was onze gymleraar op school. Op een dag fietste hij door een park in Amsterdam, waar geen joden mochten komen. Foute politiemannen hielden hem aan. Zij brachten hem n aar de Hollandse Schouwburg.

Op een dag in 1942 reed een dieseltrein tussen Krommenie en Uitgeest. Plots zagen we een Engelse Spitfire die een paar keer over de trein vloog om de mensen te kunnen laten uitstappen en daarna de trein in brand schoot. Mijn vader was bij de brandweer. Om te kunnen blussen moest de stroom van de leidingen af. Later bleek, dat er een meisje in de trein was blijven zitten en op gruwelijke wijze was omgekomen, ze was helemaal zwartgeblakerd.

Mijn opa was nog Rijksduitser en had een Duits paspoort. Regelmatig ging hij, toen de treinen nog reden in 1942, naar Joodse zakenrelaties in Amsterdam om eten te brengen. Werd hij in de trein aangehouden, dan liet hij zijn pas zien en mocht hij door.

In 1943 werden in Krommenie Duitse soldaten, die uit Rusland kwamen, ingekwartierd. Ik zat op school A. School B in hetzelfde gebouw werd door de Duitsers gevorderd, met als gevolg dat we met meer dan 60 kinderen in één klas zaten. In het midden waren schuifdeuren waar de juf stond. Bij de ingang Wilhelminastraat stonden de paarden van de Duitsers. We kregen vaak stukken zuur brood van ze. Als ik na de oorlog in Duitsland ging fietsen en dat soort brood rook, moest ik daar altijd weer aan denken.

Thuis hadden we ook een Duitse sergeant ingekwartierd. Op een avond zat mijn vader met kennissen naar Radio Oranje te luisteren, wat natuurlijk helemaal niet mocht. Hij hoorde de Duitser de zoldertrap naar zijn kamer opgaan. Even later kwam hij weer terug. Mijn vader, bang dat hij de radio gehoord had, ging achter hem aan om te vragen wat hij ging doen, waarop de Duitser antwoordde, dat hij zich afvroeg of hij de buitendeur wel had afgesloten. Het was een goede Duitser, streng katholiek, die ervoor zorgde, dat katholieke Krommenieërs met Kerst naar de nachtmis mochten. Normaal moest je na acht uur binnenblijven”.

Lees verder: Deel 2: Onderduikers.

 

Reacties

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *