Met Sint-Maarten niet langs de deur
11 November 1941. Als dieven in de nacht sluipen Henny Baljet en wat buurkinderen door de steeg achter haar huis. Er is geen straatverlichting en er schijnt geen licht uit de huizen naar buiten. Met een heel flauw lichtje van de knijpkat banen ze zich een weg door de duisternis. Het knijpen in de knijpkat zorgt voor katachtige huilgeluidjes. Het lijkt wel een spooktocht, maar niets is minder waar. Het is Sint-Maarten in oorlogstijd.
In 1940 verovert Nazi-Duitsland Nederland na een korte strijd van vijf dagen. Vanaf dag één worden er maatregelen genomen door de bezetter die het leven in Nederland beperken. De invloed van de bezetter op het dagelijks leven van de meeste Nederlanders, met uitzondering van de joodse groep mensen, is klein in het begin van de oorlog.
Nieuw is wel de verduisteringsplicht. Iedereen moet zijn ramen afplakken met verduisteringspapier, dat veelal gemaakt was in de papierfabriek Van Gelder Zonen in Wormer. Straatlantaarns worden voortaan niet meer ontstoken. De verduisteringsmaatregelen moeten ervoor zorgen dat geallieerde bommenwerpers hun doelen niet zouden kunnen vinden. Om toch veilig over de weg te manoeuvreren zijn er verduisteringskappen voor fiets- en autolampen. De blauwe folie in de kappen dempen de verlichting. In 1940 wordt er door de verduisteringsplicht voor het eerst in lange tijd geen Sint-Maarten gevierd in de Zaanstreek. Het is de kinderen verboden om met hun vrolijk gekleurde lampionnen langs de deuren te gaan.
In 1941 slaat de sfeer in Nederland om. Voor een deel van de bevolking, voornamelijk de joden, is het leven al ingrijpend veranderd. In februari dat jaar breekt een staking uit in Amsterdam, dat zich als een olievlek verspreid naar onder andere de Zaanstreek. In de Zaanstreek leggen minstens 15.000 arbeiders het werk neer. De staking wordt hardhandig neergeslagen en er volgen strenge straffen voor de opstandige gemeentes. De gemeente Zaandam krijgt een grote boete van 500.000 gulden en een uitbreiding van de al bestaande avondklok. De bevolking is geschrokken van het harde optreden van de bezetter. Geen ouder durft nu nog zijn kind stilletjes Sint-Maarten te laten vieren uit angst voor de gevolgen.
Op sommige plekken in de Zaanstreek wordt er tijdens de oorlog een alternatieve Sint-Maartenviering georganiseerd. Zoals op een basisschool in Zaandam. In een verduisterd klaslokaal zingen de kinderen met hun lampionnetje voor zich de liedjes. Zo is het toch nog een beetje Sint-Maarten.
Sinte Sinte Maarten
De kalvies dragen staarten
De koeien dragen horens
De klokken dragen torens
De torens dragen klokken
De meisjes dragen rokken
De jongens dragen broeken
Ouwe wijven
Die kunnen kijven
Dragen schorteldoeken
(Bron: opname Will Scheepers 1953, Zaandam)
De jonge Henny Baljet laat zich echter niet ontmoedigen. Ze vindt Sint-Maarten fantastisch en weet nog hoe leuk het was voor de oorlog: ‘Ik heb toen in de buurt gelopen, pepermuntje en speculaasje hier en daar gekregen en veel gezongen. Bij dichte deuren waren de mensen die niets wilde geven kikkerbillen’. Nauwelijks wetende wat de oorlog inhoudt besluit ze op Sint-Maarten samen met wat buurkinderen naar een huis in de buurt te gaan. Het gerucht gaat namelijk dat het echtpaar dat daar woont kantkoek in huis heeft. De man zou dit van zijn werk in de Verkadefabriek hebben meegenomen. Op de koude avond van 11 november 1941 sluipt ze samen met een paar andere kinderen door de donkere steeg. Bij het huis aangekomen zingen de kinderen heel zachtjes het lied van Sint-Maarten door de brievenbus. Dan gaat de deur voorzichtig een stukje open. Door een kiertje van de deur wordt hen iets gegeven als ze beloven niets verder te vertellen. ‘Thuis bij de carbidlamp zagen we dat het ontbijtkoek was, eerlijk verdeeld in zes stukjes genoten we van de smaak. Sint-Maarten was zeker op dat moment een goed heiligman die veel geven kan!’
Niet alleen de verduisteringsplicht maakt dat veel kinderen in de Zaanstreek geen Sint-Maarten vieren, ook de voedselschaarste speelt mee. Tijdens de oorlog zijn alle levensmiddelen op de bon. Vooral suikerbonnen zijn geliefd. Deze bonnen krijg je alleen als je kinderen hebt. Naarmate de oorlog vordert worden de middelen schaarser. Mevrouw Greve, tijdens de oorlog tussen de 3 en 8 jaar, was teleurgesteld: ‘Ik heb letterlijk niets van Sint-Maarten gezien. Het was helemaal donker. Geen lantaren aan of ander licht. Je mocht geen lichtje hebben, want dan wisten de vliegtuigen waar je was. Je kon ook geen snoep krijgen, want je kreeg maar zelden een suikerbon.’
Sint-Maarten in oorlogstijd is er een om snel te vergeten. Door de verduisteringsplicht was het onmogelijk om met lampionnen langs huizen te gaan. Ondanks dit en andere restricties probeerden de mensen er toch iets moois voor de kinderen van te maken.