1946
De thuiskomst.
Het verhaal van Arian M.H. Smit Door Piet van Berge
Stilte. Stilte alom. Het schoolgebouw was een jaar na het uitbreken van de oorlog door de Duitsers gevorderd. We zaten na vier jaar omzwervingen weer op onze eigen Leonardusschool. De zon scheen door de grote ramen van de 5e klas. Geen enkel gerucht weerklonk, geen vliegtuiglawaai, geen ver geschut. Auto’s waren er niet meer, de kerkklok was geroofd. Om de zoveel dagen kwam er een stoomtrein uit Amsterdam die vol zat met terugkerende mannen uit Duitsland.
In de klas zaten twee kinderen Konijn. Het was ongeveer kwart voor twaalf toen over kilometers afstand de schrille fluit van een locomotief klonk als sein, dat hij van het station Zaandam ging vertrekken richting Koog a/d Zaan. Het eerstvolgende station Bloemwijk was in de Hongerwinter volledig gesloopt, dus de volgende stop zou Koog-Zaandijk zijn.
Van juffrouw Stelder mochten Lenie en Ko eerder weg om naar het station te gaan om daar misschien een van hun terugkerende broers te begroeten. Toen de schoolbel om twaalf uur het einde van de lessen en de vrije woensdagmiddag aangaf, renden alle kinderen naar het station waar de trein nog stond. Het zag zwart van de mensen. Vele mannen, vaak jonge kerels, werden met gejuich begroet en omhelsd. Er werd gelachen en gehuild. Van alle kanten werden de thuisgekomen mannen door omstanders gevraagd of ze iets wisten van hun familieleden die nog niet waren teruggekeerd uit Duitsland. Geen van de broers van Ko en Lenie Konijn was met deze trein meegekomen. Wel werd verteld, dat de komende weken nog meer treinen zouden volgen.
Van de toegestroomde mensen waren er velen overgelukkig, maar even zoveel waren teleurgesteld of verdrietig. De stoomtrein met zijn aftandse wagons zette zich na de fluit weer in beweging richting Wormerveer en verder naar Alkmaar. Achter de open coupéraampjes verdrongen zich de zwaaiende mannen.
De op het stationsplein samengekomen mensen gingen huiswaarts naar Zaandijk of Koog a/d Zaan. De gelukkigen liepen met hun thuisgekomen zonen en mannen omstrengeld naar huis. Langzaam liep het plein leeg.
Eén teruggekeerde man bleef alleen achter. Hij was lang en mager en in de twintig jaar oud. Waarschijnlijk had zijn familie niet op zijn terugkeer gerekend of de trein niet gehoord. Ik bleef met hem als enige over. Hij keek mij een beetje verlegen aan. Na enige minuten pakte hij zijn bundeltje kleren op en liep richting Koog. Op zo’n tien passen afstand volgde ik de man die in mijn ogen een held was. We liepen over de Provincialeweg, langs de kerk, via het zogenaamde looppaadje en de parallelweg. Geen mens was er meer te bekennen. Kennelijk zat iedereen aan zijn middageten. Het was dood- en doodstil. Een strakblauwe hemel stond boven het lege landschap. In de Hongerwinter waren alle bomen gekapt waardoor het uitzicht over het Westzijderveld eindeloos was. Je kon zelfs op sommige punten de duinen zien.
Bij de Julianastraat, die in de oorlog de Trompstraat heette, sloeg de man linksaf. Dezelfde straat leidde naar mijn ouderlijk huis. Daarna ging hij direct rechtsaf de Mariastraat in. Bij het derde huis aan zijn rechterhand belde hij aan. De deur werd door een vrouw geopend die met een hartverscheurende kreet de jongeman omhelsde. Direct achter haar kwam haar man naar buiten. Van de overige huizen vlogen de deuren open en kwamen de bewoners roepend en juichend naar buiten. Nog even heb ik, op afstand, de gelukkige thuiskomst bekeken. Toen ben ik hardlopend naar huis gegaan. Ik wist het zeker: ik had als enige een held gevolgd. De volgende dag ben ik via de Mariastraat naar school gelopen. Zijn huis was met vele guirlandes versierd.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!