rond 1900
Het leven was zwaar voor de familie Butter.
Het verhaal van Edwin Butter Door Externe Verhalenhaler
Jan, zoon van doopsgezinde Jan Butter en Stijntje de Leeuw, geboren op 11-10-1842 in de Krabbelbuurt (nu J.J. Allanstraat) in Westzaan.
Het leven in die tijd was zwaar. Vader Jan was kanonnier op de Citadel van Antwerpen tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van de Belgen en arbeider van beroep. Hij stierf op 48 jarige leeftijd en Stijntje is niet ouder geworden dan 46.
Wanneer zoon Jan als kind niet luisterde dan kreeg hij “de pantoffel met stalen neus” naar zijn hoofd gegooid.
Zijn eerste beroep was lakmoeswerker. De lakmoesindustrie werd toen op kleine schaal in de Zaanstreek uitgeoefend. Lakmoes is een organische blauwe kleurstof, gemaakt door korstmossen met rottende urine in contact te brengen. Dit gebeurde in de open lucht. Wonen en werken bij zo’n bedrijf was haast onmogelijk. In de Krabbelbuurt stond destijds blauwselmolen De Blauwe Hengst.
Na eerder van militaire dienst vrijgesteld “uithoofde van te klein te zijn” heeft hij zich op 13-2-1867 bij het koloniaal werfdepot in Harderwijk vrijwillig aangemeld als soldaat voor Nederlands Indië voor zes jaren met 200 florijnen handgeld.
In het militair stamboek staat zijn uiterlijk beschreven met o.a. een ovaal gezicht, lichtbruine ogen, wipneus, ronde kin, blond haar en klein litteken op de bovenlip. Lengte inmiddels 179 cm!
Zijn broer Willem is hem al in 1859 voorgegaan en broer Jakob volgt ook. Laatstgenoemde sterft op 15-12-1867 te Weltevreden.
Jan verlaat na krijgsverrichtingen op Bali en Atjeh op 30-3-1880 de militaire dienst. Hij is met een zeilschip om Kaap de Goede hoop gekomen, maar vaart met een stoomschip door het Suezkanaal naar Nederland terug.
Daar vestigde hij zich in Wormerveer, werd nachtwachter van beroep en trouwde op 10-7-1881 met weduwe Trijntje Valk, moeder van 3 kinderen van 2 overleden echtgenoten.
Jan Butter en Trijntje Valk krijgen samen nog 2 kinderen. Dochter Christina in Wormerveer en zoon Jan in Amsterdam, waar zij 2-2-1885 zijn gaan wonen.
Jan Butter wordt winkelier van beroep. Samen met Trijntje had hij meerdere kruidenierszaken en één comestibles zaak.
Wanneer zoon Jan gepest werd door kinderen op straat gaf vader Jan hem het hakmes waar hij de kaas mee stond te snijden en zei: “hier, hak ze maar in elkaar!”.
Iedere maand ging hij gekleed in zijn KNIL uniform zijn militair pensioen ophalen. Veelal kwam hij zonder geld weer retour. Uitgeleend aan en opgedronken met zijn oude strijdmakkers.
Jan stierf in 1917 berooid op 74 jarige leeftijd. Trijntje Valk volgde hem 5 jaren later.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!