2021
Koolwitjes met een oranje randje.
Het verhaal van Ursulien Door Ursulien van Berge-Bakkum
Zomer 2021, na een lange Coronapandemie, met heel veel beperkingen is er eindelijk weer iets meer mogelijk. En juist op dat moment zijn de Europese voetbalkampioenschappen. Nederland gedraagt zich euforisch. Na drie gewonnen wedstrijden kan ‘ons’ toch zeker niets meer gebeuren!
In de straten verschijnen steeds meer oranje symbolen, zelfs de koning gaat op excursie naar de meest oranje straat in zijn domicilie. De kwaliteit van de vlaggetjes is bij mij in de straat ronduit abominabel. Na één zomerstormpje lijken ze al door de ratten aangevreten, een soort oranje sneeuwbui dwarrelt door de buurt.
Op zondagavond komen we van de koude kermis thuis. De Tsjechen, van wie we toch zeker wel moeten kunnen winnen, hebben hun tanden op elkaar gezet en banjeren zomaar over ‘ons’ heen.
Ooit ging het iets beter met ‘ons’. Ik denk terug aan de tijd, dat we echt de beker wonnen. Ook toen voetbalgekte, versierde straten, oranje boven. De versierwoede was zelfs in mijn klas doorgedrongen.
Het gebeurde in de lente. Ik had bij de kinderboerderij piepkleine Koolwiteitjes opgehaald. Leuk, om samen met de kinderen te beleven hoe de rupsjes Nooitgenoeg zich op een gegeven moment zouden ontwikkelen tot poppen en dan uitgroeien tot prachtige vlindertjes. Een toepasselijk oranje teiltje werd op de vensterbank geplaatst. We moesten goed voor ze zorgen en dat deden we ook. Zo gauw de eitjes waren veranderd in kleine groene griezeltjes moest er voer worden gehaald en dat kwam er, alle koolsoorten van de groenteboer werden aangesleept. De hele broedbak lag er vol mee. Nee, geen boerenkool en rodekool lustten ze ook niet.
En werkelijk: ze groeiden als kool! Een nadeeltje was echter, dat alle koolsoorten een sterke geur verspreidden. Als we ’s morgens de klas in kwamen, stonk het als een beer.
Enfin. We hebben het overleefd. Na een paar weken hingen er aan de verdorrende koolbladeren vijftien doodstille cocons. Nog even doorzetten dus. Midden onder de schrijfles zat er een piepkleine vlinder met stijf opgevouwen vleugeltjes op het randje van de bak.
En meerdere poppen hingen ineens niet meer zo onbeweeglijk aan de koolstronken. De hoogste tijd om in actie te komen. We kunnen ze toch niet in de klas laten vliegen, dat wordt vast hun dood.
Naar buiten dus, met zijn allen, in een kring rond de bak.
En ja, de eerste vlinder vouwde zijn vleugeltjes uit, vloog een vladderig rondje en was los. Gertjan stak zijn vingertje op. ‘Juf, zullen we erbij gaan zingen?’
‘Dat is goed Gertjan, zeg jij maar welk liedje.’
‘Het Wilhelmus, juf!’ En daar stonden we dan, in een mooie opstelling, plechtig het Wilhelmus te zingen tot alle vlindertjes uit hun cocon waren opgestegen. Dat waren Koolwitjes met een oranje randje.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!