1945
Deel 4: Oorlogsherinneringen: Bietsuikerlimonade en tulpenboltaartjes.
Het verhaal van Hans Bax Door Ursulien van Berge-Bakkum
Hans is jarig en hij mag vriendjes uitnodigen. Hij vraagt niet iedereen. Niet omdat hij discrimineerde, maar om een heel andere reden.
“In 1944 werd ik zes jaar. Het was een mooie dag en ik mocht kinderen uitnodigen voor een feestje thuis met bietsuikerlimonade en tulpenboltaartjes. Ik had er wel tien gevraagd, vertelde ik mijn moeder desgevraagd, maar Miepje natuurlijk niet. ‘Waarom die niet?’ vroeg ze. ‘Nou,’ zei ik. ‘Dat is een kind van vieze, vuile NSB’ers; dat heb ik ook tegen de meester van de klas gezegd!’ Moeder radeloos. Als dat maar geen gevolgen had. Gelukkig niet, maar weer had het leven aan een zijden draadje gehangen.
Ook als ik met mijn moeder mee moest om ‘iemand’ weg te brengen. ‘Zeg morgen in de klas maar dat je naar Polen bent geweest,’ zei ze dan. We reisden die dag met de trein heen en weer (naar Amsterdam, vertelde ze me na de oorlog). Daarin liepen spannende, interessante Duitse soldaten met mooie schietgeweren rond. Tijdens hun controles werden ze maar al te vaak afgeleid door kleine kinderen en honden en besteedden ze minder aandacht aan de ‘iemand’ die mijn moeder vergezelde. De volgende dag vertelde ik in geuren en kleuren dat ik naar Polen was geweest. ‘Opschepper!’ zeiden mijn vriendjes. De juf begreep het niet, of deed alsof, gelukkig.
Aan de overkant van de Gedempte Gracht was een café. Een ‘slecht’ café, wist iedereen. Maar het zoontje van de caféhouders was bij de Hitlerjugend en hij had altijd een mooie dolk opzij. Ik niet, heel gemeen! ‘Niets van zeggen,’ zei mijn moeder.
Meteen na afloop van de oorlog is moeder bijna onmiddellijk bezweken aan en lang uitgestelde hartaanval door intense spanningen. Via de Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers mocht ze mee met een groepje gelijken, dat zich in de oorlog verdienstelijk had gemaakt. In Denemarken kwam ze gedurende enkele maanden een beetje op verhaal.
Over Dolly Drilsma hebben we vernomen, dat ze na de arrestatie eerst met het gezin naar Kamp Westerbork is gedeporteerd en vrijwel meteen daarna naar het concentratiekamp Sobibor. In maart 1943 is ze waarschijnlijk onmiddellijk na aankomst vergast, als een sprinkhaan, een schadelijke nog wel…
Dat je een ‘vijand’ doodt of desnoods een ‘vermeende’ vijand kan een mens zich nog voorstellen. Zeker als het voorkomt in een situatie van ‘jij of ik’, maar een kind….Dolly…. Ze was soms kattig, ja, zo’n meisje toch….Dag lieve Dolly… Je ruste in vrede.
Dit ‘verhaal’ is hiermee ten einde. Het waren zomaar enkele herinneringen.”
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!