1944

Deel 3: Oorlogsherinneringen: Befehl ist Befehl.

Het verhaal van Hans Bax
Door Ursulien van Berge-Bakkum

Hoe Hans op een avond door het oog van de naald is gekropen, omdat hij in zijn enthousiasme te laat buiten bleef tijdens de Sperrtijd.

“Op een dag zeiden mijn vriendjes op school, dat de Duitsers ’s avonds Russische krijgsgevangenen door de stad zouden voeren met berenkoppen, dat wisten ze zeker. Ik ’s avonds natuurlijk de straat op en daar kwamen de krijgsgevangenen in colonne, met gewapende Duitsers aan weerskanten.

Wat een teleurstelling, ze hadden GEEN berenkoppen. Ik was witheet, maar ook, en dat had ik niet gemerkt: ik was ineens heel alleen op straat. De Sperrtijd was ingegaan, dat was me totaal ontgaan.

Ineens, vlakbij de Oostzijderkerk, ging de deur van een apotheek open, een arm trok me razendsnel naar binnen. Daar hoorde ik hoe het zat. Tegen alle geboden in ging een meisje van de apotheek mij naar huis brengen, want even telefoneren was er in die tijd niet bij.

Mijn ouders zouden denken dat ik doodgeschoten was, want de Duitsers schoten na Sperrtijd op alles en iedereen. Over een doodstille, uitgestorven straat ging ze met mij aan de hand op pad naar mijn ouderlijk huis op de Dam. Niet ver, maar levensgevaarlijk, begreep ik later.

Ineens verscheen er een Duitse patrouille, een commandant met vier gewapende soldaten met hun geweren in de aanslag. Het meisje (pas later begreep ik dat ze ongelooflijk dapper moest zijn geweest, net als de koeriersters) hief haar arm op. Ze had een papiertje in haar hand.

De commandant gaf de soldaten bevel even hun geweren te laten zakken en toen las hij wat er op de brief stond. Wat dat was, wist ik niet, later hoorde ik dat het zoiets geweest moet zijn: ‘Wegens een besmettelijke ziekte begeven wij ons naar het huis van een arts.’ De commandant liet ons doorgaan. Een wonder was geschied, want ze schoten echt op alles in de Sperrtijd, mensen, kinderen, honden.. Befehl ist befehl!

Als er geschoten was, moest mijn vader op de fiets, voorzien van een witte vlag, erheen om te kijken of de getroffene dood was of nog leefde en naar het ziekenhuis gebracht moest worden, want zo nauwgezet waren de Duitsers wel.

Thuisgekomen heerste er een vreemde stemming. Wel blij natuurlijk, dat ik levend opgedoken was, maar toch bedrukt. Waarom? Oom Piet was op bezoek. En dat was juist een heel aardige man, wisten wij als kind. Mijn moeder wist dat oom Piet, haar broer, misschien wel aardig was, maar ook naïef, net als zijzelf aanvankelijk. Hij was zelfs zo naïef, dat hij bij de NSB was gegaan. Bij ons thuis waren ineens alle ‘iemanden’ weg en moeder babbelde met oom over koetjes en kalfjes. ‘Misschien wist hij wel hoe het zat en wie wij in huis verborgen hielden,’ zei ze later. Maar hij hield zijn mond, heel aardig. En dat was hij. Zo was er vaak sprake van een zijden draad. Gelukkig ook van een goed gesternte.”

Lees verder: Deel 4: Oorlogsherinneringen 4: bietsuikerlimonade en tulpenboltaartjes.

Reacties

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *